Op 23 juni 1945 heropende de Groningse Universiteit haar poorten na de Tweede Wereldoorlog. Bij deze gelegenheid herdacht Rector Magnificus Van der Pot de leden van de universitaire gemeenschap die in de afgelopen jaren ‘in en door de oorlog’ gevallen waren. Als laatste van de min of meer chronologische lijst memoreerde hij medisch studente Anda Kerkhoven, van wie de stoffelijke resten kort tevoren waren gevonden in een massagraf.
![]() |
Schilderij door Johan Dijkstra van Anda Kerkhoven (met dank aan dhr. V.J.J. Kerkhoven). |
Anda (Mélisande Tatiana Marie) Kerkhoven was een van de weinige vrouwen die
in deze herdenkingsrede werd genoemd. Voor zover bekend is zij de enige
Groningse studente die vanwege haar verzetsactiviteiten tijdens de oorlogsjaren
is geëxecuteerd.
In 1919 werd Anda in St. Cloud geboren als de derde dochter
in het gezin van acht kinderen van Adriaan Kerkhoven en Constance Bosscha. Deze
zeer welgestelde familie heeft haar sporen in de Nederlandse literatuur
achtergelaten. Anda’s oudere tweelingbroers stonden model voor de broers
‘Adriaan en Olivier’ in het gelijknamige boek van Leonhard Huizinga. De familie
Kerkhoven is echter vooral bekend geworden door Hella Haasse’s Heren van de
thee. Daarin figureert ook Anda’s vader Adriaan, zoon van Eduard Kerkhoven
en de Chinese Goey La Nio, als de vierjarige ‘Tattat’.
Hoewel zij enkele jaren in Nederland naar school ging, is Anda grotendeels in
Nederlands-Indië opgegroeid, op de thee- en rubberonderneming ‘Panoembangan’ van
haar vader. In het afgelegen en woeste gebied op West-Java ontwikkelde Anda een
grote liefde voor de natuur. Haar invoelingsvermogen met alle levende wezens
deed haar tot het vegetarisme bekeren. Anda was het op dit punt oneens met haar
vader, een enthousiast jager.
Zoals Anda als jong meisje de conclusies trok
uit haar dierenliefde en haar vader trotseerde, zo trok zij haar conclusies ook
toen zij ging studeren. Nadat zij haar schoolopleiding aan het Christelijk
Lyceum in Bandoeng had voltooid, ging ze medicijnen studeren aan de Medische
Hogeschool in Batavia. Daar bleek echter al snel dat zij geen dispensatie kon
krijgen voor de vivisectiepractica. Dus vertrok zij in 1938 opnieuw naar
Nederland, waar in Groningen deze dispensatie wel werd verleend. Ook in de
provincie Groningen had de familie Kerkhoven bezittingen, de door Anda’s
overgrootvader gestichte Johannes Kerkhovenpolder bij Termunten.
Anda werd
lid van de Groningse Vrouwelijke Studentenclub ‘Magna Pete’ en van de afdeling
Groningen van de Sociaal Democratische Studenten Club, waar meer ruimte voor
haar idealisme was. Zij bleef een eenling temidden van haar medeclubleden, op
wie zij een vriendelijke, maar wat afstandelijke indruk maakte. Tijdens de
discussies was het iedereen duidelijk dat haar woorden uit een groot idealisme
voortkwamen, maar zij stond in de ogen van haar medestudenten, die geen hoogte
van haar kregen, ‘een beetje buiten de werkelijkheid’.
Ook buiten de
studentenverenigingen liet Anda haar mening horen. Al in november 1938 schreef
zij haar eerste ingezonden artikel over de ‘morele waarde der wetenschap en de
plaats van de mens’ in het studentenblad Der Clercke Cronike. Uit deze
eerste bijdrage bleek dat Anda, anders dan veel medestudenten, de gebeurtenissen
in Duitsland nauwlettend volgde. Zij noemde ‘de Jodenvervolging (in Duitsland)
die door de meerderheid van de bevolking wordt goedgekeurd’ een gevolg van
‘massakrankzinnigheid’. Haar artikel eindigde zij met een zin die haar latere
handelen zou bepalen: ‘Wat niet mag, mag niet, welke de prijs ook zij!’ Waaraan
zij buiten het eigenlijke stuk in vette letters toevoegde ‘ook de vivisectie mag
niet!!’
Anda bleef de Clercke bestoken met artikelen, die niet onweersproken
bleven. Men bleek haar vaak niet te begrijpen of mis te verstaan. Anda bleef
ondanks de soms negatieve reacties doorschrijven en liet zich in de loop van
1939 kennen als een vurig, maar strijdbaar pacifiste. Dit standpunt kwam haar op
een wel heel onaangename reactie te staan. Een medestudent beschuldigde haar
ervan een volkssverraadster te zijn. Uitgerekend deze persoon zou zich tijdens
de oorlog aansluiten bij de SS. Haar laatste artikel in de
Clercke eindigde Anda met een min of meer profetische zin: ‘Wie zijn
leven kan wagen voor de militaire verdediging, kan het ook wagen voor de
pacifistische verdediging.’
Toen de bezetting een feit was kwam zij bijna
vanzelfsprekend in het (geweldloze) verzet terecht. Het socialistisch en
pacifistisch karakter van de verzetsgroep ‘De Groot’, waarmee Anda begin 1942 in
contact kwam, sloot aan bij haar eigen overtuigingen. De groep hield zich vooral
bezig met vervalsingen van bonkaarten en identiteitspapieren. Anda droeg onder
andere zorg voor de distributie van deze vervalste papieren.
Anda’s rol in
deze verzetsgroep is na de oorlog door K. Hendriks, bij wie zij in huis woonde,
beschreven. ‘Dat Anda in de georganiseerde illegale beweging getrokken werd,
ligt voor de hand; dat zij daar voor een groot gedeelte huishoudelijk werk deed,
is echter jammer, want dat was nu juist iets dat haar niet lag... Wilt u haar in
haar element zien? Zij schrijft artikels over Ethica en vermenigvuldigt ze op de
schrijfmachine. Ze tikt tot diep in de nacht.’
Anda’s illegale vlugschriften
die zij zelf rondbracht, oproepen tot naastenliefde en tot moreel juist
handelen, zijn grotendeels verloren gegaan. Een bewaard gebleven brief getuigt
van haar oude liefde voor de natuur, maar meer nog van haar persoonlijke
verantwoordelijkheidsgevoel voor alle levende wezens. ‘Graag zou ik eindeloos
vertoeven in het paradijs van ongerepte natuur, maar ik kan en mag de
slachtoffers daarginds niet aan hun lot overlaten. Dan ga ik weer naar de stad
en protesteer tegen de armoede, de onderdrukking en de kleinzielige onderlinge
afgunst en agressie.’
Op 27 december 1944 werd Anda Kerkhoven in het huis
van de familie Hendriks gearresteerd door de SD. Nadat de
leiders, Dinie Aikema en Gerrit Boekhoven waren gearresteerd, is vrijwel de hele
groep ‘De Groot’ opgerold.
In de gevangenis bleef Anda haar gedachten over een rechtvaardiger wereld
onder woorden brengen. Haar celgenote mevrouw Frieda de Clerck-Zubli schreef
kort na de oorlog: ‘Wie naar haar woorden luisteren kon, bemerkte, dat haar
ideeën doorleefd en zelfstandig doordacht waren. Anda, wier geest
merkwaardigerwijs steeds actief bleef, zette haar behoefte om haar
denkresultaten op schrift te stellen om in mondelinge uitingen.’
Anda’s
halsstarrig zwijgen en haar ook in deze barre omstandigheden opvallend
teruggetrokken houding dreef haar beulen tot razernij. Anda werd met
uitzonderlijk grote agressie en wreedheid behandeld en aan zware martelingen
onderworpen. De benaming ‘katjang’ of ‘halfbloed’ viel daarbij vaak. Toen de
bevrijding naderde vreesden haar beulen niet alleen de straf na afloop van de
oorlog, maar ook de wraak van deze vreemde oosterse vrouw zelf. Het was die
angst die mede leidde tot Anda’s dood. Op 23 maart 1945 is Anda Kerkhoven
tezamen met Dinie Aikema op een landweg bij Harenermolen doodgeschoten. Vele
studenten waren aanwezig bij de teraardebestelling van de opgegraven stoffelijke
resten op de Noorderbegraafplaats op 22 juni 1945. In 1967 werd zij herbegraven
op de erebegraafplaats Loenen.
![]() |
Kleedje geborduurd door vrouwen in het Huis van Bewaring te Groningen. Anda’s naam staat links. De draadjes werden uit kussens getrokken (met dank aan mw. A. Kramer-Stoute). |
Dit verhaal van Jacqueline Kampman is gepubliceerd op de site van de Universiteit Groningen op het volgende site-adres: http://www.rug.nl/cis/alumni/broerstraat/april%2000/basis.html .