brieven


brief 6


13 februari 1956.

De Papoea's die het beschaafdste zijn komen alleen van de eilanden. De meesten komen hier van Noenfoer en worden Noenfoerezen genoemd. Het ligt voor de hand dat dit de beschaafdste zijn omdat deze vanwege hun woonplaats het meeste met de "beschaving" in aanraking konden komen. Het maleis dat ze spreken is maar povertjes en bepaalt zich alleen tot het werk.
Nederlanders die hun leven lang in Indonesië gewoond hebben en goed maleis kennen, kunnen geen fatsoenlijk gesprek met hen voeren om in hun wereld door te dringen.
Deze Noenfoerezen zijn waterrotten en ze voelen als er slecht weer komt waardoor de baai en de kust slecht bevaarbaar wordt.
Voor ons Europeanen is het onverklaarbaar en onvoorspelbaar dat men binnen 5 à 10 minuten gevaarlijk weer kan hebben. Het zijn prauwenvaarders. Het meest gangbaar is een kleine prauw met aan één zijde een vlerk. Zo'n vlerk is noodzakelijk, anders is het bootje niet stabiel. De prauwen worden uit één stuk uit een boom gehakt. Het gereedschap wat ze gebruiken is modern, namelijk een bijl, doch in onze ogen primitief.
Voor grotere prauwen wordt een verhoogd boord, ook weer uit één of twee stukken opgebouwd.
Grotere prauwen hebben vaak 2 vlerken, zijn daarom nog stabieler, doch varen wat zwaarder. Ik heb dus die grote prauwen gezien en dan zit er een huisje en eventueel een zeil op en naar men zegt varen ze weken achter elkaar en leven van de visvangst.
Zo'n prauw is van speciaal hout, wat niet te zwaar mag zijn, want wanneer de prauw vol water loopt, mag men niet zinken. Bij zwaar weer mag men dan in geen geval uit de prauw stappen, dus rustig in het water blijven zitten tot men kans ziet de boot weer leeg te krijgen. Bij slecht weer stuurt men de prauw niet met de kop in de golven, doch dwars op de golven. Dat schijnt de enige manier te zijn om een enigszins droge borst te houden.
Ik ben eens een dag met een paar Noenfoerezen uit varen geweest. Ze nemen altijd een soort karpoen van bamboe mee, aan het eind zitten een zestal weerhaken. Af en toe ziet men op een afstand een plek met grote beroering in het water die zich verplaatst. Mijn zwarte gezel pagaait er rustig op af en op een 40 meter afstand gaat hij rechtop in de boot staan en gooit zijn harpoen midden in de plek. Ik zie vissen van schrik een halve meter uit het water opspringen, doch er werd niets gevangen (Op deze manier kan ik die sport nog waarderen).
Het zijn scholen van duizenden kleine visjes die door grotere vissen, de zogenaamde Boebara, naar de oppervlakte gedreven worden. Mijn metgezel was het nu om deze Boebara begonnen.

Deze Noenfoerezen zijn voor het werk bruikbaar in tegenstelling tot de Arfakkers, bewoners van het Arfakgebergte waar ik later nog op terug kom.
Ze verdienen f 4,- à f 5,- per dag, doch het schijnt dat ze alles aan de familie af moeten dragen. In deze familie wordt waarschijnlijk alles weer gelijk verdeeld.
Er schijnt hier een betrekkelijk gezeten inwoner van Manokwari eens getrouwd te zijn met een papoea meisje. Deze man werd door zijn aangetrouwde familie totaal uitgekleed. Dat hoort erbij. Doe je zoiets dan is het beste, althans van Westers standpunt (bezit) bezien, maar zo spoedig en zo ver mogelijk met je liefje te verdwijnen.
Veel Noenfoerezen wonen in huizen gebouwd op palen in zee. Het vuil zakt door de vloer in zee, dat is een gemak. Je hebt geen last van ongedierte zoals mieren. Je doet je behoefte in zee en je baadt in zee, althans ik zag een oma spiernaakt baden. Ze trok zich niets van ons aan, misschien omdat ze wist dat ze niet meer bekoorlijk was, haar melkklieren hingen als lapjes over haar borst.
Bij de montage in de fabriekshal klommen ze als apen in de spanten en verrichten ze gevaarlijk en verantwoordelijk werk. Met hun grote teen klemmen ze zich vast en pakken met deze teen iets van de grond af als ze hun handen vol hebben.

De mannen zijn echter de Heren der Schepping. In hun eigen omgeving werken ze niet. Ze vissen of jagen. Het bouwen van prauwen is echter wel mannenwerk. De vrouwen doen echter het dagelijkse zware werk. Je ziet ze geregeld gebukt gaan onder zware lasten terwijl de man op 10 meter afstand er achter aanloopt, soms alleen een kleinigheid dragende. Een vrouw kan je dan ook kopen, voor een varken bijvoorbeeld. Of er poliegamie bestaat heb ik nog niet kunnen ontdekken. Je zou zeggen, dat als je varkensfokker bent dat je makkelijk in de verleiding zou kunnen komen, temeer omdat die vrouwen, naar Papoea maatstaf gemeten, zo goed kunnen werken.
Hoe het exacte leven zich voltrekt in die kleine huizen van 1 vertrek met zijn vele mensen, is mij een raadsel. Ze zijn allemaal zwart en in het donker kunnen ze zich denk ik best vergissen. Op een smalle prauw midden overdag in zee gaat het in ieder geval wel, doch dit kunnen ook wel slippertjes zijn net als 's zomers op de Hollandse meren.
Er zit toch wel iets in, in dat kopen van een vrouw, als ik mijn omgeving bekijk waar te weinig vrouwen zijn. Je hebt mannen met weinig moraal, doch op sexueel gebied zo brutaal als een hond, die op het pad der liefde succes hebben, waar tegenover staat dat een bescheiden eerlijke jongen smachtend alleen blijft staan. Had hij een varken in de Papoea wereld kon hij misschien een goed en gelukkig huisvader worden.

Al met al, er is bijna niemand die de Papoea taal (100 talen) kent en dit is een oorzaak dat we zo weinig van deze mensen af weten, en nu heb ik het alleen maar over de Noenfoerezen gehad.
Stefan werkt bij ons, hij is getrouwd en heeft 2 kinderen. Ze wonen op Noenfoer. Stefan woont bij één of andere Noenfoerese Papoea gemeenschap, misschien al wel een jaar, zonder zijn vrouw en kinderen bij zich te hebben. Hij stuurt er geregeld geld naar toe. Wanneer ziet hij zijn familie terug ?
Nico is mandoer. Zijn vrouw woont hier wel, doch is met kerstmis naar de familie in Noenfoer gegaan, dat schijnt traditie te zijn. Ze blijft maanden weg.
En toch zijn deze mensen welgemoed. Vanuit Europees standpunt gezien, wordt de huwelijkstrouw van deze mannen en vrouwen wel op de proef gesteld. Of is er geen sprake van huwelijks trouw, of bestaan er bij deze mensen weinig sexuele driften en hebben ze geen sexuele nood ? Toch moet dit ook bij hun bestaan, anders was die vrouw van 60 jaar door een Papoea niet aangerand.
Maar waarom gaat Stefan bij vrouw en kinderen weg. Is dat economische noodzaak in dit land, waar in onze ogen de Papoea zo makkelijk leven kan. Is het Stefan's doel om vrouw en kinderen over te laten komen of is er iets wat die vrouw op Noenfoer vasthoudt ? Niemand kan mij hier antwoord op geven, want de Maleise woordenschat van de Papoea heeft alleen op het werk en de dagelijkse dingen betrekking.
Volgens mij kunnen alleen de mensen van de zending hier er meer van vertellen. Deze mensen zitten hier niet om geld te verdienen, doch zitten hier voor het geestelijke contact met de Papoea.
Voor korte tijd terug gingen 2 Amerikaanse zendelingen de bergen in, hier niet eens ver vandaan. Ze hadden een goed geweer waarop ze meer vertrouwden dan op hun Heer (rijmt ook !) en namen als gids een Papoea uit de bergen.
Deze Papoeagids vond dat geweer toch maar erg prachtig en zou er misschien om gevraagd hebben als hij hun taal spreken kon. Nu vond hij het toch maar makkelijker hen nooit meer te laten spreken en het geweer mee te nemen.
Nu gaat hier het verhaal dat hij ze meteen maar opgepeuzeld heeft, doch dat wordt door insiders niet geloofd.

Met deze tragische anecdote ben ik op een andere groep van bewoners, de Arfakkers gekomen. In tegenstelling tot de Noenfoerezen zien deze mensen er in het algemeen slecht en ondervoed uit. Ze worden hier betiteld als naaktlopers en hebben voor en over hun instrumenten van voortplanting en secreten een lapje hangen, in de regel van rode kleur met een weinig franje eraan. Zijn ze van welstand, dan hebben ze een paar armbanden waarvoor ze rustig f 100,- durven vragen.
Een veiligheidsspeld of een koperen broekgesp door het oor geldt voor hun als sieraad en voor ons is het onbetwistbaar dat ze kennis gemaakt hebben met de Westerse beschaving.
Ze werken in groepen onder leiding van een Mandoer welke soms niet ouder dan 12 jaar is, het zoontje van de Kepala (dorpshoofd).
Wanneer er twee mensen werken dan rusten er 4 of meer. Het nuttig effect is dan ook klein, vooral als men bedenkt dat een blanke twee maal zo sterk is. Ze verdienen f 2.50,- à f 3,- per dag, doch er wordt verondersteld dat de Kepala bijna alles opstrijkt en er goede sier mee maakt.
De vorige week staakten ze het werk omdat ze meer wilden verdienen. Zij doen het werk en de blanke kijkt toe, dat zit hen niet lekker. Is inderdaad niet opvoedkundig.
Het zijn net kinderen. Ze gaan om met schop en pikhauweel, doch op een gegeven moment pakken ze met de handen wat op en gooien dat uit de kuil of strijken het met de handen glad, wat voor ons totaal geen zin heeft.
Als ze iets moois gedaan hebben, dan steek ik mijn duim omhoog en zeg picobello. Dat vinden ze prachtig, ze steken daarna ook hun duim omhoog en zeggen me na: pico bello en hebben groot plezier.
Mijn kunstgebit vonden ze eerst erg griezelig, doch als ik ze nu tegen kom, maken ze een beweging met hun vingers alsof ze hun tanden eruit willen trekken. Dit is een verzoek aan mij om mijn tanden buiten mijn mond te plaatsen. Elke nieuweling wordt er door hun op attent gemaakt, het is wel leuk voor tovenaar te spelen. Ik deed alsof ik ze doorslikte en ze uit mijn achterwerk weer tevoorschijn peuterde, doch dat hadden ze gauw door als bedrog !

Het zijn goedaardige mensen en toch hebben ze geen medegevoel, noch voor mens noch voor dier. Een mens wordt vermoord om zijn geweer, een schildpad wordt levend uit zijn schild gesneden. Dit medegevoel moet nu door de zending gekweekt worden. Die weg is ook niet gemakkelijk, let op. De mensen worden bekeerd, doch het gaat hun waarschijnlijk niet om het evangelie, doch het gaat hun er waarschijnlijk om, meer op de blanke te gelijken. Ze worden gedoopt en dan krijgen ze een broek aan.
Ik was op bezoek bij een kolonist en die zei: Die naaktlopers dat is tuig, want ze zijn liever lui dan moe. Maar als die lui bekeerd worden dan moesten ze eigenlijk doodgeschoten worden, want dan willen ze helemaal niet meer werken. Want onder het werk hebben ze altijd weer uitvluchten als dat zij voor de kerk een of ander karweitje op te knappen hebben.
Alhoewel die kolonist weinig gevoel meer heeft dan een Arfakker zit er toch een kern van waarheid in en wel deze, dat het geloof voor hen een vermeerdering van aardse voorrechten betekent.
Wanneer ze van de blanke broeders niets meer te verwachten hebben, zouden ze met hetzelfde gemak communist worden.
Diezelfde kolonist wilde op een dag in het bos gaan jagen, maar waar hij ook liep, werd hij vanuit de boom gevolgd door 5 witte papegaaien die maar krijsten en schreeuwden omdat ze die kerel met dat geweer zo interessant vonden.
"Ik was genoodzaakt deze 5 beesten eerst neer te schieten omdat ze al het wild verjoegen".
En toch kwam hij zonder iets thuis, want het schijnt nog niet mee te vallen om iets van je gading te schieten, maar in ieder geval moesten de 5 kakatoes voor 's mans sport hun leven geven.

Een verhaaltje uit Sorong van jacht op zeeschildpadden. Deze beesten moet je vangen als ze net gepaard hebben. Een half uur na die tijd zijn zowel het mannetje als het vrouwtje totaal weerloos en zijn ze een gemakkelijke prooi voor de mensen die ze in hun toestand van bedwelmende machteloosheid op wrede manier van hun leven beroven.
De verteller schildert op enthousiaste wijze de omvang van de geslachtsapparaten van de dieren en weet niet hoe weerzinwekkend hij is.
Het verhaal van de vermoorde zendelingen is toch anders. Ik hoorde uit meer betrouwbare bron de volgende verklaring. De beide zendelingen hadden een gids die een oud geweer had. Zij vertrouwden dit niet en namen zijn geweer af. Dit schijnt nu de grootste belediging te zijn die je een man kunt aandoen, met als gevolg dat ze vermoord werden.
Je moet de gebruiken, de adath van het volk kennen. Als je bijvoorbeeld je hand op het hoofd van een kind legt dan kan dit in een bepaalde streek betekenen: Ik wens de moeder van dit kind. En zonder dat je er erg in hebt heb je je de vijandschap van de vader van het kind op de hals gehaald. Wanneer je dus het land doortrekt, dan moet je van kampong tot kampong steeds naar de adath van de volgende kampong informeren. En dat is niet gemakkelijk omdat er zo vele talen gesproken worden.
Het komt mij dan ook voor, dat kolonisten die hier al 10 jaar wonen, toch nog vreemdelingen in dit land zijn.

terug
naar de fotoserie