brieven


brief 5


12 januari 1956.

Maandag morgen 21 november om een uur of acht cirkelden we boven Manokwari.
Alhoewel je een goed overzicht over de stad en omgeving had, zou ik, nu ik de omgeving ken er veel meer aan hebben. Het was weer prachtig weer en na de landing werd ik ontvangen door de Heer Visser, die me voorstelde aan mijn toekomstige assistent Hinsbeeck.
Hinsbeeck reageerde als volgt: "Dus U bent mijn nieuwe baas", hetgeen hem direkt mijn vertrouwen gaf. Hinsbeeck sjouwde mijn koffer in de auto en nu 10 kilometer over land naar Manokwari of beter gezegd Sanggeng, waar het bedrijf gelegen is.
Bij 't verlaten van het vliegveld passeerden we een stuk of wat naaktlopende Papoea's met pijl en boog en grote messen. Dat maakte indruk op me, ik was me ineens bewust dat ik nu in één der meest ongecultiveerde landen der wereld zat.
Wat me al heel gauw opviel, was dat hier geen verkeer is. Ik schijn een gewoontedier te zijn, want ik heb wel 14 dagen nodig gehad om hier aan te wennen.
Ik word door de Heer Visser bij hem thuis ondergebracht, dat wil zeggen, ook hij zit hier nog zonder gezin en leeft min of meer als een kluizenaar. Natuurlijk kun je 's avonds je vertier wel zoeken in sociëteit of andere gelegenheid, doch dit hangt van de aard van de persoon en van de zwaarte van zijn portemonnee af. Later hoorde ik, dat hier op Nieuw Guinea met zijn kleine bevolking meer bier gedronken wordt dan in heel Nederland. Wanneer men bedenkt dat de Papoeabevolking hier bijna geen deel aan heeft omdat het voor hen gerantsoeneerd is en alleen op feestdagen verkrijgbaar is, dan zal dit zeker een "grote" indruk op U maken. Men fluistert dat het H.P.B. (Hoofd Plaatselijk Bestuur) hiertoe het beste voorbeeld geeft en toch heeft hij geen aandeel in de Brouwerijen. Ik wil ook lid van de Soos worden om dit eens te aanschouwen of om het praatje de wereld uit te helpen. Ik dwaal af.
Mijn koffers werden door twee papoea's naar mijn kamer gebracht en toen ze me bij 't terugkomen passeerden ging dit in voorovergebogen houding met de armen enigszins vooruit.
Dit deed me niet prettig aan, doch ik hoorde dat dit een beleefdheid was die maar éénmaal betoond wordt. Inderdaad, nu ik deze mensen langer ken zijn ze veel vrijmoediger. Deze papoea's droegen een broek en zijn vrij beschaafd en spreken een beetje maleis.

terug
volgende brief